Zwart op wit
Rubensgrafiek uit de KMSKA-collectie
Rubens dankte zijn wereldwijde bekendheid deels aan de prenten die hij van zijn schilderijen liet maken. Deze prenten zijn op zichzelf staande meesterwerken die kleur en vorm omzetten in zwart-wit.
In 1900 schonk de befaamde Rubenskenner Max Rooses een verzameling gravures en houtsneden aan het KMSKA. Het museum bezit vandaag meer dan 700 Rubensprenten van voor en na Rubens' dood. Met deze expo kan ook het grote publiek genieten van deze meesterwerken, gepresenteerd in de intieme sfeer van het prentenkabinet.
Meester marketeer
Rubens’ roem verspreidde zich snel en tot ver buiten Europa. Dat dankte hij aan zijn schilderijen maar zeker ook aan de vele prenten die hij van zijn werken liet maken. Met deze prenten slaagde de meester erin zijn werk bekend te maken bij een groter publiek en nieuwe trends te verspreiden onder kunstenaars, ook in het buitenland.
Rubens erkende daarbij steeds het belang van het beschermen van de kwaliteit van zijn werken op papier. Zo kreeg hij als een van de eerste kunstenaars (tijdelijk) vanaf 1620 een copyright om zijn prenten te behoeden tegen imitatie en roofdrukken.
Complexe techniek
De meester had een uitgesproken visie, selecteerde daarbij het werk of bedacht zelf de composities die omgezet moesten worden in prent. Hij had daarbij een grote voorkeur voor kopergravure en houtsnede. Deze druktechnieken vergen een grote virtuositeit van de maker om de kleuren, volumes en nuances van een schilderij goed om te zetten in zwart-wit en alle gradaties daartussen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Albrecht Dürer, liet Rubens het snijden van zijn prenten dan ook aan anderen over. Hun vakmanschap in combinatie met Rubens’ artistieke begeleiding resulteerde in grafiek van bijzonder hoge kwaliteit.
Hij werkte samen met Lucas Vorsterman I (1596-1674), die met een scala aan arceringen en stipels erin slaagde subtiele overgangen en een grote variatie aan tonen te realiseren. Na een ruzie met Vorsterman deed Rubens een beroep op diens leerling Paulus Pontius (1603-1658) die de stijl van zijn meester evenaarde, maar beheerster te werk ging. En hoewel de houtsnedetechniek in de 17de eeuw enigszins verouderd was, ging Rubens geïnspireerd door zijn grote voorbeeld Titiaan, wiens werken in houtsneden waren gereproduceerd, ook samen met Christoffel Jegher (1596-1652) in zee.
Rubens en Vorsterman - Suzanna en de grijsaards
Rubens en Bolswert - De verloren zoon
Rubens had de gewoonte om eigenhandig de drukproeven te controleren, met pen te corrigeren of met verf te retoucheren. Vervolgens verfijnde de graveur of houtsnijder de koperplaat of het houtblok op basis van deze tussenstaten steeds verder. Rubens gravures en houtsneden werden zo op zichzelf staande meesterwerken.
Rubens en Jegher - Tussenstaat 1 - Rust tijdens de vlucht naar Egypte
Rubens en Jegher - Tussenstaat 2 - Rust tijdens de vlucht naar Egypte
Rubens visie leeft voort
Rond 1626 herkende Rubens het talent van de Friese broers Boëtius en Schelte Adamszoon Bolswert. Vooral Schelte produceerde na Rubens’ dood een groot deel van de naar Rubens vernoemde grafische werken. Hij excelleerde in landschapstaferelen, een genre waar Rubens zich in zijn latere leven op focuste. Schelte creëerde twee series: de ‘Grote landschappen’ en de ‘Kleine landschappen’, die de naam Bolswert onlosmakelijk met die van Rubens verbonden hebben.
Ook anderen brachten na Rubens' dood zijn composities uit in prent. En ook zonder zijn directe inmenging steeg de kwaliteit van deze prenten tot grote hoogten.
Soutman verkreeg in Haarlem een privilege als prentenuitgever. In contrast met Rubens' voorkeur voor kopergravures en houtsneden, maakte hij prenten voornamelijk in ets-techniek, Deze etsen brachten aanzienlijk bij aan de bekendheid van Rubens’ jachtscènes, met bewonderaars zoals Eugène Delacroix.
Ook Paulus Pontius speelde na 1640 een rol in de verspreiding van Rubens' roem met een reeks prenten van ‘écorchés’, gebaseerd op anatomische studies van de meester. De afbeeldingen van ontvelde lichaamsdelen zijn opgenomen in de expo.