Elke restauratie zijn inzichten en geheimen
Schilderij onder de scanner
In een eerder artikel, Engelen onder de scanner, kwam de AXES-onderzoeksgroep van de Universiteit Antwerpen langs met een MA-XRF-scanner. Doel was om te achterhalen of een apart aangezet trapezium bovenaan de Val van Floris’ hand was, dan wel van een andere kunstenaar. De scanner geeft een beeld van de aanwezige chemische stoffen. Zo kan je een verschil zien in het gebruik van pigmenten. De laagopbouw is wel degelijk verschillend voor de twee delen van het schilderij.
Infraroodfoto: Adri Verburg. - Op een infraroodbeeld is het verschil tussen het trapeziumvormige bovenstuk en de rest van het schilderij duidelijk te zien.
Van waar komt het hout?
Bijkomend dendrochronologisch onderzoek door het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) geeft nu volledig uitsluitsel. Zo’n onderzoek kijkt naar de groei van jaarringen in hout. Bomen uit een bepaalde regio en periode kennen eenzelfde groei, en de jaarringen hetzelfde patroon van dikke en dunne ringen. Die dikte is afhankelijk van het globale klimaat, en of een plek seizoenen kent. Een drastische eenmalige weersverandering is ook af te lezen uit jaarringen, zoals een vulkaanuitbarsting of een extreem strenge winter.
De Val van de opstandige engelen met een schematische voorstelling van de planken waaruit het werk bestaat. De planken uit het trapezium zijn van eiken uit een andere regio en tijd dan de rest van het schilderij.
Wel en geen turbulente historie
Het is de schermersgilde die Frans Floris in 1554 de opdracht geeft om een drieluik te schilderen voor hun altaar in de Antwerpse Kathedraal. Een drieluik, waarvan de zijluiken nu spoorloos zijn. In 1567 is er al sprake van een restauratie aan het middenpaneel met de Val. Een mogelijke verklaring was dat het werk tijdens de Beeldenstorm van een jaar eerder beschadigd was door de protestanten.
Claire Toussat en Eva van Zuien tijdens de restauratie.
De restauratie vertelt nu een ander verhaal. Stel je de chaos van de Beeldenstorm voor, in de Kathedraal. Een eigentijdse getuigenis zegt dat het in kerken vaak lijkt of na enkele uren de duivel 100 jaar heeft huisgehouden. Een prediker moedigt de protestanten aan om zoveel mogelijk beelden en schilderijen te vernielen.
Het is niet ondenkbaar dat de Val in zo’n scenario beschadigd zou worden. Restauratrice Claire Toussat onderzocht echter nauwlettend alle logische schadeplekken. De protestanten vernielden meestal geen volledig altaarstuk, ze krasten de gezichten weg, en soms ook de handen. Van dat soort schade is op de Val geen sprake.
Ook de andere grote altaarstukken in de Kathedraal wist men tijdig in veiligheid te brengen. Zoals het Altaarstuk van het schrijnwerkerambacht van Quinten Massijs uit de KMSKA-collectie, in open toestand toch meer dan zes meter breed.
Eén letter, een wereld van verschil
Een laatste ontdekking op de Val is de toevoeging van de letter ‘A’ bij de handtekening van Frans Floris, FF. Oorspronkelijk stond er enkel een ‘F’ voor het Latijnse ‘fecit’. Dat betekent ‘heeft dit gemaakt’, een uitspraak vol zelfvertrouwen. De toevoeging van de letter ‘A’ aan de ‘F’ staat symbool voor ‘faciebat’. Daarmee geeft een schilder aan dat hij het werk aan het maken was maar dat het eigenlijk nooit af is. Als er dan kritiek komt, kan de schilder zeggen dat hij verstoord werd tijdens het schilderen maar dat hij het werk nog zal verbeteren. Was de Schermersgilde een moeilijke klant en wilde Frans Floris zich daarom indekken?
Foto Rik Klein Gotink. - Na vernisafname valt op dat de ‘A’ in het rood later werd toegevoegd aan de handtekening.
Een restauratie leert ons altijd meer over het creatieproces van een schilder en geeft ons inzicht in de ontstaansgeschiedenis van een werk. Toch zal dit schilderij waarschijnlijk enkele van zijn geheimen bewaren. Al kunnen toekomstige technieken misschien nog meer achterhalen dan vandaag mogelijk is.